Interview Hopi Navajo door Karin van Lier

Met handgemaakte gebruiksvoorwerpen en sieraden en veel idealisme kwamen Max Koot en Marcel Damen acht jaar geleden terug uit de Verenigde Staten. Ze wilden de indianen in Noord-Amerika helpen door hun artikelen hier te verkopen. Het mondde uit in Hopi-Navajo. Max Koot: ‘Als je een winkel als deze op wil zetten met het idee om veel geld te verdienen, dan zou ik er niet aan beginnen.’

Eigenlijk heeft Max Koot van Hopi-Navajo geen zin om over de zakelijke kant van zijn winkel te praten. Als voormalig succesvol zakenman is hij de vragen over de commerciële kant van zijn winkel zat. Daar is het hem helemaal niet meer om te doen. Als zeventien jarige zette hij zijn eerste commerciële bedrijf op. Later bouwde hij met een compagnon in tien jaar zes zaken op, om ze vervolgens weer te verkopen. Maar, zegt hij: ‘mijn creativiteit kon ik er niet in kwijt, het was allemaal te stressvol en het bevredigde totaal niet meer.’

In Antwerpen zag Koot een zaak in Noord-Amerikaanse spullen. Het was de aanzet om samen met een vriend naar Arizona te vliegen, waar ze zes maanden rondtrokken en keken hoe de indianen leefden. ‘Ik ontdekte hun armoede en hun levensstijl en was onder de indruk. Het is een vredelievend volk met respect voor de aarde en de natuur, dat zonder eigen verrijking anderen probeert te helpen.’

Koot hoorde en zag mooie muziek, sieraden en gebruiksvoorwerpen en kwam met veel spullen en idealisme terug in Nederland. Hij wilde deze indianen helpen en tegelijkertijd iets doen wat hij zelf leuk vond. Zijn reismaat Marcel Damen deed met hem mee. Op de Darlingmarket in Rijswijk huurden ze een stand. Koot: ‘Daar kwam veel publiek dat geïnteresseerd was in indianen.’ Ze bezochten braderieën en spirituele festivals en ontdekten dat hun artikelen ook daar aansloegen. Zes jaar geleden startten ze Hopi-Navajo, een kleine winkel in de Molenstraat in het centrum van Den Haag. Koot koos als geboren en getogen Hagenaar bewust voor deze straat met een ‘Montmartre-achtige uitstraling’.

Ze gaan nog steeds drie keer per jaar naar de Noord-Amerikaanse indianen om nieuwe artikelen te kopen. Dan rijden ze van het ene indianenreservaat naar het andere om te achterhalen wat er allemaal aangeboden wordt. Koot: ‘Meestal zijn het zelfgemaakte gebruiksvoorwerpen, maar soms bieden ze ons ook antieke spullen aan, die je verder nergens tegenkomt. We betalen contant. We zijn zeker niet uit op hele lage prijzen, want we willen dat ze er redelijk aan kunnen verdienen. Zelf hebben we alleen wat winst nodig om onze vaste lasten te betalen en dit werk te kunnen blijven doen.’
Inmiddels hebben Koot en Damen hun inkooppunten flink uitgebreid en zijn ze bekend bij hun ‘leveranciers’. Per keer zijn ze een week tot twee maanden onderweg en rijden soms wel zesduizend kilometer om 150 tot tweehonderd adressen te bezoeken.

Wanneer ze onderweg zijn, bemannen vrienden of familieleden de winkel. Koot: ‘Zij weten veel over de indianen en van onze collectie. Als klanten iets willen weten waar zij geen antwoord op hebben, dan moeten ze even geduld hebben totdat wij weer terug zijn.’ Verder doen Koot en Damen alle werkzaamheden zelf tot en met het verzorgen van alle invoerpapieren en het inpakken en verschepen.

Hopi-Navajo is aan de buitenkant te herkennen aan een menshoog beeld van een indiaan. Binnen staat, hangt en ligt de 35 vierkante meter grote winkel vol met sieraden, beeldjes, keramiek, schilden, pijlen en bogen, cd’s dierenvachten, indianentooien, kralen, veertjes, een wolvenschedel, droomvangers, tasjes, beeldjes, stenen, schelpen, schilderijen en houtsnijwerk. De meeste artikelen hebben speciale vormen en kleuren, want de indianen maken niets zonder een symbolische betekenis. Zo staat de beer voor wijsheid en kracht, het hert voor vriendelijkheid en respect, staan watertekens voor regen wat nodig is voor de groei van gewassen, houdt de halfedelsteen turkoois negativiteit op afstand, kalmeert onyx en symboliseert bloedkoraal het bloed van de indianen.

De klantenkring, die voor de helft bestaat uit vaste klanten, is gemêleerd. Het zijn zowel toeristen uit Duitsland, België en de VS, als jonge meiden op zoek naar een ketting, maar ook gepensioneerde leraren die bewust naar de winkel toekomen. ‘Mensen die op zoek zijn naar massa-artikelen, hebben hier weinig te zoeken.’

De klanten zijn met Hopi-Navajo meegegroeid en andersom, aldus Koot. ‘Toen we net waren gestart, verkochten ze alleen kleine, betaalbare artikelen. Onze klanten wisten weinig van indianenspullen. Ze zagen wat wij hadden, gingen vervolgens boeken lezen om zich er verder in te verdiepen, kwamen hierover praten en kochten dan weer wat. Hierdoor konden wij op den duur steeds mooiere spullen halen, zoals het warshirt uit 1870 wat we niet verder verkopen.’
De meeste bekendheid kreeg de winkel via de Darlingmarket en de Nainai-stichting die zich bezighoudt met Noord-Amerikaanse indianen. Later kwam Hopi-Navajo nog een paar keer op televisie en in de krant. Koot: ‘Maar de meeste klanten kennen ons toch via mond tot mondreclame.’

Hoeveel dat er wekelijks zijn, weet Koot niet. ‘Als het mooi weer is, hebben we meer aanloop. Maar ik zit niet de hele dag te wachten op klanten. Ik heb hier genoeg te doen. Ik ruim op, maak schoon, drink koffie met iemand die langskomt en maak zelf ook sieraden van zilverwerk en stenen afkomstig van de indianen en op een manier zoals zij mij dat hebben geleerd.’ Dit laatste doet hij voornamelijk omdat indianen hun sieraden vaak korter of langer maken dan klanten van Hopi-Navajo gewend zijn.
De winkel wordt niet steeds populairder. ‘Het blijft een beetje gelijk. Sommige vaste klanten zie je na verloop van tijd niet meer, maar dan komen er weer anderen bij. Het lijkt wel alsof ze elkaar afwisselen.’ Speciale pieken of dalen in de verkoop of artikelen die het meest over de toonbank gaan, hebben ze ook al niet. ‘De artikelen die wij verkopen zijn zeer divers, nooit hardlopertjes of lucky shots.’

Het goedkoopste artikel kost een euro. Het is een ansichtkaart van een foto gemaakt door Edward Curtis die vroeger als enige de indianen mocht fotograferen. Het duurste is een schilderij van zo’n 1800 euro. ‘Als je een winkel als deze opzet met het idee om geld te verdienen of als je voor zekerheid kiest, dan zou ik hier niet aan beginnen. Ik vind het belangrijker om mezelf te ontwikkelen en denk niet na over luxe en vakanties. Wij waren de eerste en tot nu toe de enige die het op deze manier doen. We konden langzaam ons assortiment opbouwen. Als we nu in één keer deze winkel zouden moeten vullen, zouden we heel veel geld nodig hebben.’

Aan uitbreiden denken Koot en Damen niet. Koot: ‘We hebben wel onze dromen. Zo willen we een mooiere internetsite met meer informatie en foto’s. Maar we zijn niet bezig met omzetvergroting.’
Damen: ‘Wij zijn sowieso niet bezig met geld.’ Koot: ‘Maar als we niets meer verkopen, dan houdt het gewoon op.’

Bron: Karin van Lier

Geef een reactie